Bloedsuikerwaarden en -meting
De bloedsuikerwaarde is goed als hij tussen de 3,1 en 5,6 mmol/liter* zit, vóór een maaltijd.
De bloedsuikerspiegel gaat omhoog als je aan het eten bent, of vlak na het eten. 1 uur na een maaltijd hoort hij 8,1 of lager te zijn en 2 uur na het eten dan hoort hij 6,1 of lager te zijn. Als de bloedsuikerspiegel lager is dan 3,1 is er sprake van hypoglycemie (te lage bloedsuikerspiegel). Voor sommigen wijken deze waarden iets af; zij krijgen bijvoorbeeld al hypoglycemische klachten als hun bloedsuikerspiegel circa 3,5 is (bijvoorbeeld duizeligheid, slap voelen).
Meting bloedsuikerwaarden
Het is mogelijk de bloedsuikerspiegel zelf te meten met behulp van een glucosemeter, zie o.a. www.glucosemeter.nl. Huisartsen kunnen doorverwijzen naar een artsenlaboratorium, waarbij het dan wel belangrijk is dat er een verlengde glucosetolerantietest wordt gedaan als er sprake is van klachten die worden beschreven bij hypoglycemie. Veel mensen hebben op hun nuchtere maag wel normale bloedsuikerwaarden. Bij meting van glucose in het bloed, door de huisarts, is er niets aan de hand. Maar na het eten kan de bloedsuiker te traag zakken of juist te diep zakken. Deze afwijkingen zijn pas op te sporen bij meerdere testen verdeeld over een aantal uren. Hypoglycemie (eigenlijk instabiele bloedsuikerwaarden) kan uitmonden in ontregeling van de insulinehuishouding en dat kan weer leiden tot diabetes type 2 als het niet ontdekt wordt en/ of er niets aan wordt gedaan.
* Diverse bronnen noemen soms licht afwijkende waarden. Bij sommige meters wijken de waarden af door de gebruikte meetmethode, bijvoorbeeld bij de meter OneTouchUltra.