Laboratoriumuitslagen van de schildklier

Laboratoriumuitslagen van de schildklier

Laboratoriumuitslagen

Bij laboratoriumonderzoek wordt de gevonden hoeveelheid vergeleken met ‘normale waarden’. Bij onderzoek naar de functie van de schildklier zijn er echter de nodige meningsverschillen wat de normale laboratoriumuitslagen moeten zijn van de hoeveelheden schildklierhormonen in het bloed. Daarom staat bij onderstaande waarden de informatiebron vermeld.
Bij onderzoek in laboratorium A kan de uitslag zijn dat de functie van je schildklierhormonen te laag is en in laboratorium B kan het zijn dat dezelfde uitslag als normaal wordt beoordeeld. De samenwerkende artsenlaboratoria streven ernaar hier meer eensgezindheid over te krijgen. Maar er kunnen ook technische redenen zijn waarom referentiewaarden van verschillende laboratoria van elkaar afwijken. Dat verklaart een deel van de verschillen tussen diverse laboratoria, maar niet alles!

Meer lezen?
Laboratoriumuitslagen
Balans tussen schildklierhormonen
TSH is normaal en er zijn toch problemen
T4 en T3
Medicijnen bij schildklieraandoeningen
Temperatuurmethode
Meningsverschillen over TSH

Als uw klachten wijzen op hypothyreoïdie (een te lage functie van de schildklierhormonen) wordt bepaald hoe hoog de waarde van TSH in het bloed is. Onder de lijst getallen vindt u uitleg over de betekenis van de afkortingen.

  • Normaalwaarde TSH: 0,4 – 3,5 mU/l. (Bron: http://de-san.nl/publicaties/memoboek/ Dit is de website van de Samenwerkende Artsenlaboratoria in Nederland.) Sommige laboratoria vinden waarden tot 4 mU/l ook nog ‘normaal’ en enkelen rekken dit zelfs op tot 5,5 mU/l. Anderen pleiten daarentegen voor maximale waarden van slecht 2,5 mU/l. Kortom: onenigheid onder deskundigen.

Bij hyperthyreoïdie (een te hoge activiteit van de schildklier) wordt de TSH bepaald en de hoeveelheid schildklierhormonen. Met name het hormoon FT4 wordt als belangrijk gezien. FT4 betekent Free T4 = vrij voorkomend Thyroxine. Een hormoon kan alleen zijn functie uitvoeren, als hij niet gebonden is aan een transporteur, dus als hij vrij voorkomt in het bloed.

  • Normaalwaarden T3: 1 – 3 nmol/ liter/ 0,9 – 2,6 nmol/l (bron: Vismans, alg. ziekteleer)
  • Normaalwaarden vrij T4 (FT4): 13-25 pmol/ liter (bron: bovengenoemde website artsenlaboratoria)
    Maar ook hierbij zijn verschillen in wat normale referentiewaarden zijn. 8 – 24 pmol/ liter wordt door www.schildklier.nl genoemd als referentiewaarden, waarbij dus opvalt dat vooral de ondergrens een stuk lager is dan bij de eerdergenoemde website van artsenlaboratoria. Door het farmacotherapeutisch kompas (een betrouwbare bron) wordt 9 – 24 pmol/ liter genoemd, dus er zijn meerdere bronnen die een stuk lager zitten dan de artsenlabwebsite. Deze verschillen kunnen ook worden veroorzaakt door verschillende meetmethoden. Het is daarom belangrijk om zoveel mogelijk te testen bij hetzelfde laboratorium, dan zijn de waarden het best te vergelijken. De tijd waarop getest wordt, is ook van invloed. Kies daarom zoveel mogelijk dezelfde tijden om bloed te laten prikken.

Balans tussen schildklierhormonen

Als er klachten zijn die wijzen op een afwijkende activiteit van de schildklier, dan laat de huisarts vrijwel altijd als eerste de TSH-waarde onderzoeken in het bloed. TSH betekent Thyroïd Stimulerend Hormoon; Thyroïd is de Latijnse naam voor schildklier. Dit hormoon wordt gemaakt in de hersenen en moet de schildklier aanzetten om schildklierhormonen te gaan maken.

Als de waarde van TSH laag is, wordt de schildklier weinig geactiveerd om schildklierhormonen aan te maken. Als de waarde van TSH hoog is, dan moet de schildklier blijkbaar heftig geactiveerd worden om voldoende schildklierhormonen in het bloed te krijgen. Als er vervolgens voldoende schildklierhormonen zijn, gaat de TSH weer zakken; de schildklier hoeft dan een tijdje niet meer geactiveerd te worden.
De hele regulering van hormonen in het lichaam bestaat uit dit soort wisselwerkingen. Een hormonale stof uit de hersenen activeert een klier. Die klier maakt de gewenste hormonen. Als die voldoende aanwezig zijn, gaat er een signaal naar de hersenen dat het activerende hormoon niet meer aangemaakt hoeft te worden. En als de hoeveelheid van de hormonen in het bloed onder een bepaald niveau zakt, gaat er weer een signaal naar de hersenen, dat het stimulerende hormoon weer moet worden aangemaakt.

Een te lage waarde van TSH is een indicatie voor een te hoge activiteit van de schildklier (hyperthyreoïdie). De hersenen geven om die reden geen activerend hormoon meer af voor de schildklier.

Als de waarde van TSH hoger is dan de normaalwaarden, dan is dit een indicatie dat de schildklier te zwak functioneert (hypothyreoïdie)

TSH is normaal en er zijn toch problemen

Als er andere problemen zijn met het functioneren van de schildklierhormonen, dan wordt dit niet gevonden met de meting van TSH. Er zijn veel mensen die bij zichzelf symptomen herkennen, die worden genoemd bij een te zwak werkende schildklier terwijl ze een TSH-waarde hebben die als ‘normaal’ wordt beoordeeld. Huisartsen zijn echter min of meer verplicht alleen deze ene meting te doen; zo staat dat in de protocollen die ze geacht worden te volgen. U kunt natuurlijk altijd uw huisarts vragen om meer waarden te onderzoeken en de ene huisarts is hierin soepeler dan de andere.
Als uw huisarts echt niet mee wil werken en u wilt meer informatie, dan is het mogelijk om zelf onderzoeken aan te vragen via laboratoria die dit soort diensten aanbieden. Deze markt is in ontwikkeling. Testen kunnen onder meer worden aangevraagd via www.bloedwaardentest.nl. Praktijk de Merel werkt inmiddels samen met een aantal laboratoria waar de waarden van schildklierhormonen kunnen worden getest, inclusief antistoffen en reverse T3. Ook jodium kan worden onderzocht op diverse manieren (in bloed en in urine, eventueel na toediening van een stevige dosis jodium). Op de pagina links vindt u een lijst van laboratoria waar praktijk de Merel mee samenwerkt.
Metingen die zinvol zouden kunnen zijn om te laten onderzoeken:

  • T3 totaal
  • T4 vrij,
  • anti-TPO; Dit is anti thyreo-peroxidase. Een verhoogde waarde is een indicatie voor een auto-immuunproces van de schildklier
  • cortisol.

Cortisol is het ‘lange termijn stresshormoon’, wat nodig is om de schildklierhormonen in de cellen te laten opnemen. Alleen in de cellen kunnen schildklierhormonen hun werk doen. Dus als de waarde van cortisol te laag is, kunnen de schildklierhormonen hun werk niet goed doen. Maar ook een te hoge waarde van cortisol remt het functioneren van de schildklierhormonen. Bij een te hoog cortisol wordt het weinig actieve T4 vaker omgezet in T3 reverse; dit is een  vorm van T3 die een meer remmend effect heeft dan de gewone T3. Er is relatief vaak sprake van een te actief immuunsysteem, wat veel energie vraagt. Dan verdeelt de schildklier de energie anders dan als het immuunsysteem ‘normaal’ functioneert.
Als u nog meer wilt laten testen, dan zijn de volgende testen mogelijk ook zinvol:

  • vitamine D3
  • vitamine B12, waarbij er inmiddels ook getest kan worden op de actieve vorm van vitamine B12: Holo TC, ook wel holo transcobalamine genoemd.
  • anti-Tg Dit is anti-thyreoglobuline. Een verhoogde waarde is ook een indicatie voor een auto-immuunproces van de schildklier
  • T3 reverse Dit is een remmende vorm van het T3 hormoon.

Vitamine D3 is een soort hormoon en alle hormonen hebben invloed op elkaar. D3 speelt ook een rol in het functioneren van de schildklierhormonen.
Vitamine B 12 is belangrijk bij elke celdeling, dus bij elk orgaan wat problemen heeft, kan vitamine B12 betrokken zijn bij de oorzaak. Een tekort aan vitamine B12 kan veroorzaakt worden door glutenovergevoeligheid of andere auto-immuunaandoeningen in de darm. Het is bekend dat glutenovergevoeligheid de oorzaak kan zijn van auto-immuunprocessen van de schildklier.

Reverse T3

Reverse T3 wordt aangemaakt als het lichaam ‘denkt’ dat er voorrang moet worden gegeven aan het immuunsysteem, omdat daar problemen worden gesignaleerd.  Normaal gaat er circa 7% van de energie naar het immuunsysteem, maar dat kan oplopen tot wel 70%.  In een gezonde situatie wordt met behulp van T3 in de cel energie geproduceerd. Deze energie wordt gebruikt voor activiteiten van bijvoorbeeld spieren of spijsvertering, of het vormen van stevig haar, stevige nagels, een soepele huid et cetera. Bij ontstekingen gaat de schildklier meer reverse T3 produceren, waardoor er dus minder energie kan gaan naar dit soort activiteiten. Het aanpakken van een ontsteking vindt het lichaam belangrijker dan de andere genoemde activiteiten. De schildklier bepaalt hoe de energie in het lichaam wordt verdeeld.

Kosten onderzoeken

Testen die via de huisarts worden aangevraagd betaalt u alleen zelf als uw eigen risico nog niet (helemaal) gebruikt is. Reverse T3 wordt regulier nog niet bepaald. Zo’n bepaling gebeurt alleen in laboratoria die vooral samenwerken met complementair werkende artsen en therapeuten, moeten wel door uzelf worden betaald. Antistoffen kunnen regulier wel worden bepaald, maar huisartsen moeten protocollen volgen en zullen zelden of nooit deze antistoffen aanvragen. De protocollen schrijven voor dat dit door een internist wordt gedaan. (En die doen het ook niet altijd…)

Laboratoriumuitslagen T4 en T3

T4 is de weinig actieve vorm van het schildklier hormoon en T3 is de actievere vorm ervan. Er is ongeveer 80% T4 en 20% T3 in het lichaam. Het lichaam moet T4 omzetten in T3, als ze schildklieractiviteiten wil uitvoeren.
Hormonen worden vervoerd in het lichaam via een transporteur. Zolang ze gebonden zijn aan dat transporteiwit, kunnen ze nog niet de cel binnengaan, waar ze hun werk moeten doen. Als het hormoon los is van de transporteur, kunnen ze pas echt werken. Dus om te zien of de aanmaak, omzetting en het functioneren van schildklierhormonen goed is, is FT3 (vrij T3) de enige belangrijke waarde. Dat hormoon is actief en vrij in staat zijn functie uit te oefenen.
De waarde van FT3 is in de ogen van veel regulier geschoolde deskundigen te wisselend om er een oordeel op te baseren.  Daarom behelpt de reguliere gezondheidszorg zich met een meting van de tweede keus, namelijk FT4. In de complementaire gezondheidszorg wordt meer waarde gehecht aan de waarde van T3 (en rT3).

Voor de aanmaak van T4 zijn bepaalde voedingsstoffen nodig (jodium, tyrosine, ijzer en zink).
Voor de omzetting van T4 naar T3 zijn ook voedingsstoffen nodig (jodium, zink, selenium en een beetje koper).
Ook moeten bepaalde enzymen een bijdrage leveren aan die omzetting. Enzymen kunnen echter alleen maar goed functioneren bij een bepaalde zuurgraad van het bloed en bij een goede lichaamstemperatuur.
Daarnaast moet er niet teveel van het bloedsuikerhormoon insuline zijn of van het stresshormoon cortisol, want die remmen de omzetting van T4 in T3.
Bij sommige mensen lukt die omzetting van T4 naar T3 niet zo goed, omdat aan een deel van bovenstaande voorwaarden niet kan worden voldaan.
Er kunnen echter ook auto-immuunprocessen in het lichaam gaande zijn, die gericht zijn tegen de celreceptoren. Celreceptoren zijn een soort deurbel, waarop de cel moeten reageren om zich open te stellen voor de werking van hormonen. Bij slecht functionerende celreceptoren kunnen er wel voldoende schildklierhormonen zijn, maar kunnen die hun functie toch niet uitvoeren. Antistoffen tegen celreceptoren voor TSH zijn te vinden via bloedonderzoek.

Medicijnen voor de schildklier

Het medicijn Thyrax is de T4 in synthetische vorm. Er zijn vergelijkbare medicijnen met andere namen. Als de omzetting naar de actieve T3-vorm bij u niet zo goed lukt, dan helpt dit medicijn u dus niet (optimaal).
De omzetting van T4 naar T3 kan op meer plaatsen in het lichaam plaatsvinden. Soms verloopt de omzetting in de hersenen wel goed en verdwijnen de klachten daar wel bij gebruik van Thyrax, maar verloopt het in de rest van het lichaam maar heel minimaal. Vermoeidheid kan dan een klacht zijn die blijft bestaan.
Het medicijn Cytomel is de actieve T3 vorm. Maar die actieve vorm is niet zo’n stabiele stof. De ene patiënt doet het er prima op, de andere niet.
Als er auto-immuunprocessen zijn, met voldoende T3 en T4, die echter hun werk niet kunnen doen, dan zijn beide medicijnen niet effectief.

Temperatuurmethode om functie schildklier te meten

In het inleidende stuk over de schildklier werd dit orgaan vergeleken met een thermostaat. De lichaamstemperatuur wordt voor een belangrijk deel bepaald door de activiteit van de schildklierhormonen. Als er sprake is van een slechte omzetting van T4 naar T3, of als er een auto-immuunproces is wat de functie van de schildklierhormonen remt, dan kan ‘het kacheltje’ niet goed worden opgestookt. Voor de omzetting van T4 naar T3 waren ook enzymen nodig die alleen goed functioneren bij een voldoende hoge lichaamstemperatuur (36,4 of hoger). Als de lichaamstemperatuur te laag is, dan kom je in een vicieuze cirkel terecht, omdat de enzymen slecht functioneren bij een te lage temperatuur. Die lichaamstemperatuur laat dus enerzijds zien dat de schildklierhormonen hun werk goed kunnen uitvoeren (=kacheltje opstoken) en anderzijds is het belangrijk te ontdekken dat de temperatuur te laag is, omdat dit één van de redenen is dat de omzetting van de weinig actieve T4 naar de actieve T3 niet goed lukt.
Informatie over de toepassing van de temperatuurmethode vindt u hier.

Meningsverschillen over de TSH-waarden

Over de normaalwaarden van met name T.S.H. verschillen de meningen. Kamsteeg (een biochemicus met een eigen laboratorium) en anderen pleiten voor een maximale referentiewaarde van 2,5 mU/liter. Ook professor Henneman (internist en endocrinoloog) gaf al in 2005 aan dat er internationaal veel discussie is over de TSH-waarde. Hij noemde destijds ook waardes boven de 2,5 mU/l al verdacht en een TSH boven de 3,5 zeker erg verdacht.

Toch is er jaren later nog steeds geen verandering in de richtlijnen van veel laboratoria bij de beoordeling van de laboratoriumuitslagen, dus beoordelen veel laboratoria en huisartsen waarden tot 5,5 als ‘normaal’. Dit zijn de richtlijnen waar huisartsen zich aan (moeten) houden.
Veel patiënten met symptomen die duiden op hypothyreoïdie, vallen binnen de referentiewaarden die de meeste laboratoria hanteren en de oorzaak van hun klachten wordt daardoor niet ontdekt.
Bronnen: “HPU, en dan”, geschreven door J. Kamsteeg en verslag lezing professor Henneman voor vrijwilligers van schildklierstichting in 2005.

De gangbare opvatting is dat in de huisartspraktijk bij diagnostiek en controle van schildklierfunctie kan worden volstaan met de TSH bepaling. Dat veel patiënten daardoor met langdurige onbegrepen gezondheidsklachten blijven zitten, is blijkbaar het probleem van de patiënt en niet het probleem van de gezondheidszorg.

Hoe jonger men is, hoe hoger de waarden horen te zijn. Als vrouwen van circa 20 jaar nog maar een waarde van 1,0 mU/liter hebben, valt dit onder de normale waarden, maar het kan wel samenhangen met een verhoogd risico op onvruchtbaarheid. Een waarde van 1,0 mU/liter zou je normaal verwachten bij mensen van 60 à 70 jaar. Bij mensen tussen de 20 en 40 jaar is een TSH-waarde van 2 wenselijk.

Overigens is er discussie over de betrouwbaarheid van de HPU-test die door het laboratorium van dhr. Kamsteeg wordt aangeboden.